A growth mindset
Leren & ICT – Wat werkt in de les?
Leren & ICT – Wat werkt in de les?
Leren & ICT – Wat werkt in de les?
Vier fases van leren vragen om eigen aanpak
Hoe kunnen docenten ICT toepassingen inzetten om leren te bevorderen?
Book Buddies: voorlezen aan katten
THE college experience
Motivatie in het klaslokaal
Motivatie zit (deels) in je genen
Yvonne op het Energizer event van CNV Onderwijs
Leren & ICT – Wat werkt in de les?
Iedere twee weken deelt Michel van Ast, adviseur, docent en onderwijsfanaat, zijn ervaringen met werkvormen, tools en apps die het leren van leerlingen versterken. Gericht op een didactische inzet van ICT. Gericht op wat werkt in de les.
Leren zichtbaar maken met Socrative
Hoe weet ik of alle leerlingen het juiste beginniveau hebben? Hoe weet ik of alle leerlingen mijn uitleg hebben begrepen? Hoe weet ik of alle leerlingen aan het einde de leerdoelen van mijn les hebben bereikt? De vraag ‘snapt iedereen het?’ leidt vaak tot weinig of geen reacties vanuit de klas, dat zal iedere docent herkennen. Er zijn natuurlijk verschillende manieren om goede controlevragen stellen. Het is daarbij belangrijk om rekening te houden met de aspecten: individuele aanspreekbaarheid, zichtbaarheid, denktijd, veiligheid en het antwoord gebruiken (Ebbens, 2000). In de praktijk blijkt het echter lastig om goed zicht te krijgen én te houden op de (individuele) vorderingen van alle leerlingen in je klas. Daarbij kan de inzet van een tool als Socrative helpen.
Voorbeeld 1
Iris de Haan is docente wiskunde. Zij heeft haar leerlingen net uitgelegd hoe je een lineaire
vergelijking moet oplossen. Ze schrijft een nieuwe lineaire vergelijking op het bord en vraagt haar leerlingen met Socrative op hun smartphone het antwoord te geven. Nog geen minuut later verschijnt het resultaat van alle leerlingen op het scherm. Drie leerlingen hebben niet het juiste antwoord ingevoerd. Iris zeg: “Asmi, Jordan en Simone komen even hier vooraan zitten. Ik leg het jullie nog een keer uit. De rest van de klas werkt verder aan de opdrachten.”
Voorbeeld 2
Biologiedocente Marjanne van der Steene heeft een les over spijsvertering voorbereid. In eerdere lessen heeft ze aandacht besteed aan de verschillende voedingsstoffen. Ze heeft een aantal vragen voorbereid, om na te gaan of die kennis nog aanwezig is bij alle leerlingen. Ze gebruikt daarvoor de smartphones van haar leerlingen met Socrative. Na enkele minuten blijkt dat de meeste leerlingen nog voldoende weten over eiwitten en vetten, maar dat de voorkennis over koolhydraten bij de meesten is weggezakt. Ze besluit in tien minuten kort de kern te herhalen.
Didactische toepassing
Je kunt Socrative tijdens de les inzetten om:
1. aan het begin van de les te toetsen of alle leerlingen de nodige voorkennis bezitten;
2. tijdens de les te toetsen of een stukje uitleg is overgekomen;
3. aan het einde van de les te toetsen of de leerdoelen bereikt zijn.
1. Socrative aan het begin van de les gebruiken om na te gaan of alle leerlingen over de nodige voorkennis beschikken, vraagt wat voorbereiding. Je moet de vragen die je wilt stellen namelijk van te voren ingeven. Het kan je echter helpen snel een indruk te krijgen van de aanwezige voorkennis bij leerlingen. Afhankelijk van de resultaten kun je bepalen of het nodig is de voorkennis op te halen of niet. Je gebruikt de gegeven antwoorden dus direct door je les er op aan te passen.
2. Door tijdens je les een controlevraag via Socrative te stellen, bijvoorbeeld direct na een
stukje uitleg, kun je gemakkelijk en snel bepalen of de leerlingen jouw uitleg hebben begrepen. Aan de resultaten kun je zien welke leerlingen nog wat extra uitleg of voorbeelden nodig hebben. In het voorbeeld van Iris de Haan zie je hoe zij Socrative inzet om op die manier te differentiëren in haar klas: ze helpt de leerlingen die de vraag fout beantwoorden, de rest van de klas werkt verder aan het huiswerk.
3. Met jouw les wil je bepaalde leerdoelen bereiken. Formuleer een aantal vragen die leerlingen aan het einde van een les moeten kunnen beantwoorden. Met Socrative krijg je snel inzicht in wie de leerdoelen wel of niet heeft bereikt. Bovendien laat je leerlingen zien wat ze aan het einde van de les eigenlijk moeten kunnen.
Controlevragen stellen
Socrative doet recht aan alle aspecten die volgens Ebbens (2000) van belang zijn bij het stellen van controlevragen:
Individuele aanspreekbaarheid
Het is belangrijk dat alle leerlingen zich betrokken voelen, in die zin dat ze zich gedwongen voelen na te denken. Met Socrative krijgt in feite iedere leerling een beurt, waardoor de individuele aanspreekbaarheid maximaal is.
Zichtbaarheid
De docent moet eigenlijk van iedere leerling weten hoe de leerstofverwerking heeft plaatsgevonden en waar extra ondersteuning nodig is. Met Socrative krijg je natuurlijk geen zicht op waar het fout gaat bij individuele leerlingen, maar je weet wel snel en gemakkelijk bij wie het fout gaat. Die leerlingen kun je vervolgens heel gericht verder helpen.
Denktijd
Je bent als docent geneigd niet al te lang te wachten na het stellen van een controlevraag. Een gevolg daarvan kan zijn dat de snellere en betere leerlingen vaker een beurt krijgen dan de zwakkere leerlingen. Het is belangrijk de leerlingen bedenktijd te geven, uitgestelde aandacht te realiseren en de leerlingen in feite ‘liefdevol te verwaarlozen’. Door Socrative te gebruiken krijgt iedere leerling voldoende tijd om zelfstandig na te denken.
Veiligheid
Socrative genereert een overzicht van goede en foute antwoorden, met daarbij alle namen van de leerlingen. Wellicht wil je de klas een beeld geven van het totaal aantal goede en foute antwoorden. Laat daarbij niet de namen zien, want daarmee creëer je een onveilige situatie in je klas. Bekijk de resultaten zelf achter je pc, zonder dat de leerlingen mee kunnen kijken. Overweeg bovendien om per vraag expliciet de mogelijkheid ‘ik weet het niet’ op te nemen. Daarmee geef je als docent aan dat je als leerling best mag ‘passen’ op een vraag.
Het antwoord gebruiken
Het is belangrijk om de resultaten van een vraag die je met Socrative stelt te gebruiken. Je hebt er niets aan als je een vraag stelt en vervolgens niets doet met die resultaten. Dat kan klassikaal, bijvoorbeeld door op basis van te veel foute antwoorden voorkennis op te halen, maar ook individueel, bijvoorbeeld door die leerlingen individueel te helpen die een fout antwoord gaven.
Denk eraan
- Het is geen digitale eindtoets, neem daarom niet meer dan vijf vragen per keer op.
- Je stelt gesloten vragen. Denk bij het verzinnen van alternatieven goed na over mogelijke antwoorden. De antwoorden van leerlingen kunnen je inzicht geven in wat een leerling niet begrijpt.
- Toon de resultaten niet mét alle namen erbij op het bord. Dat kan behoorlijk confronterend en dus onveilig zijn voor sommige leerlingen.
- Geef de eerste keer een aantal testvragen. Leerlingen kunnen dan oefenen met Socrative en dat verlaagt de kans op een foutieve invoer.
Bronnen
Ebbens, S., Ettekoven, S., van Rooijen, J. (2000). Effectief leren in de les. Groningen, Wolters-
Noordhoff.
Handleiding
De bediening van Socrative is in het begin een beetje wennen. Een handleiding vind je hier.
YoungWorks Academy
De YoungWorks Academy geeft dagelijks praktische trainingen en workshops over LEREN & ICT. De trainingen en workshops zijn ervaringsgericht, activerend en bieden leraren concrete handvatten voor het direct inzetten van ICT in de les, op een didactisch verantwoorde en krachtige manier. Klik hier voor meer informatie.
Michel van Ast
Michel van Ast werkt als senior adviseur/trainer bij de YoungWorks Academy en is vooral actief op het thema ‘didactiek en ICT’. Hij geeft lezingen en workshops, adviseert en begeleidt onderwijsinstellingen en traint en coacht docenten die technologie willen inzetten in hun eigen klas. Daarnaast schrijft hij regelmatig voor onderwijsbladen als Vives en COS.
Het bericht Leren & ICT – Wat werkt in de les? verscheen eerst op Youngworks.
A growth mindset
“Still a mediocre student”. This was my disappointing conclusion after three years of studying History at the University of Utrecht. How could this be? History was my best subject in high school, wasn’t it? Until I found out I was stuck in a fixed mindset. It was this insight that started my own pursuit of excellence.
As I told you before, I grew up in the countryside. There wasn’t much distraction, but somehow I managed to use my time for things other than studying. Although history was my best subject in high school, studying it at university required much more time and effort. And that wasn’t the only challenge I faced! As you can imagine, Utrecht seemed like a huge city to me. And in contrast to the countryside, it posed a lot of distractions. When I moved there, I left my childhood home and faced a life with no parental supervision. Every night I was free to decide what to eat, where to go out and when to come home… It took me a whole year to adapt to this new ‘student life’. At the same time, I was enrolled in a course of study that required a commitment of 40 hours per week, so as you might imagine, my performance at university wasn’t awfully successful that first year. I began to believe that getting top grades wasn’t for me. Because of this attitude, I continued getting mediocre grades for the next 2 years as well. By the time I was almost finished with my bachelor degree, I felt very disappointed with myself. I was sure I could achieve more than I had untill then. I wanted to change my lifestyle and behaviour and invest more in my studies, but how? It was then that I decided to enroll in a class called ‘How to study successfully?’ It felt a bit strange to take this class after three years of studying already, but it turned out to be one of the best decisions I ever made. During this class I found out that I had been studying the wrong way! Suddenly, I had the skills to improve my approach to study. I found out that I took my attitude towards excellence, which I developed during my high school years, with me to university. Unfortunately, that attitude could best be described as ‘indifferent’; excellence wasn’t for me. But this class gave me the opportunity to discover the importance of having a growth mindset. That it was possible to reach a higher level of academic achievement, but only if I improved my studying behaviour and my attitude towards excellence. As I wanted to prepare myself adequately for my future job, I realised that I had to change my mindset quickly – which I did!
Therefore, I think that it is important for every youngster to work out whether they are acting and studying with a fixed or a growth mindset. And as educators, teachers and parents, it should be our goal to teach them about the importance of developing the growth one!
Michiel Stadhouders schrijft regelmatig voor TEDx AmsterdamED.
Het bericht A growth mindset verscheen eerst op Youngworks.
Een nieuwe generatie YOUNG BASTARDS
Wat is dat nou eigenlijk, een Young Bastard? Vroeger werd de term bastaard gebruikt als aanduiding voor een buitenechtelijk kind. Deze paria’s van de maatschappij hadden vaak maar moeite met het hoofd boven water houden. Zo ook wij: leergierige jonge professionals – mét afgeronde studie, klaar om ons in de echt te verbinden. Maar: nog zonder vast dienstverband. Gelukkig was Youngworks zo aardig om ons onderdak te bieden.
Het Young Bastards programma is de creatieve kweekvijver van Youngworks. Waarom? Omdat Youngworks haar kennis over jongeren graag deelt. Dit jaar is de bezetting breed: we hebben een illustratrice, een marketing-expert, een reclameman en een jongen met wit haar. Ieder zijn eigen kijk, ieder zijn eigen insteek. Juist die eigen insteek is zo belangrijk voor de opdracht die wij – de bastards – dit jaar meekrijgen. Naast dat we werken aan lopende projecten werken we vooral aan een eigen product. De opdracht is vrij: ontwikkel een product waarmee je het leven van jongeren een stukje makkelijker kunt maken. Omdat het lang niet altijd even makkelijk is om jong te zijn. Aangenaam. Wij zijn de Young Bastards.
Mark: Nou, ik ben dus Mark. Graag maak ik reclame voor anderen, maar over mezelf schrijven blijft altijd een lastig verhaal. Ik ben afgestudeerd aan de Junior Academie en ben toen al eens bij Youngworks op bezoek geweest voor de SJP-Young Talent pitch. Na mijn studie heb ik als freelance ontwerper gewerkt, en meegedacht over allerlei creatieve oplossingen bij verschillende start-ups. Maar nu ik wil weer graag terug naar waar ik voor opgeleid ben: Advertising!
Masha: Het liefst zou ik reclame maken voor dingen die niet te koop zijn. Zoals intergalactische vrede, of erachter komen wie je bent. Volgens mij is reclame daar perfect voor, omdat reclamemakers zulke goede verhalenvertellers zijn. En ze zijn bescheiden, hun talent staat in dienst van een hoger doel. Daar kan ik me goed in vinden, ook al zijn mijn doelen geen producten. Maar dat vind ik niet zo erg, dan zoek ik daar de producten gewoon bij. Ik ben alleen niet zo bescheiden. Ik vind bijvoorbeeld dat Google mij een budgetje moet toeschuiven om een stripverhaal te maken over kunstmatige intelligentie of VR. Ze hebben m’n nummer al jaren!
Armani: Hi, ik ben Armani Haumahu. Juist, net zoals het merk. Ik ben een creatieve dromer met een voorliefde voor design. Ik ben opgegroeid in ’s-Hertogenbosch, waar ik in 2016 de opleiding Advanced Business Creation heb afgerond. Daar ben ik opgeleid tot ‘business creator’ met oog voor duurzaamheid en, bovenal, innovatie. Naast het creëren van business en design houd ik me graag bezig met sport, muziek, fashion, reizen en eten, wat mij – opgeteld – maakt tot wie ik ben.
Ben jij een jonge creatief die ervaring wil opdoen? Youngworks is op zoek naar nieuwe Young Bastards voor de periode september t/m november 2017. Klik hier voor meer informatie.
Het bericht Een nieuwe generatie YOUNG BASTARDS verscheen eerst op Youngworks.
De jonge norm
“Jongeren hebben de toekomst”. Klopt, maar is dat reden genoeg om je nu al volop te interesseren voor jonge doelgroepen? Die toekomst laat tenslotte nog even op zich wachten… Een sterker argument om je nu met jongeren verbinden, is de invloed die zij op dit moment al hebben op onze samenleving. Maak kennis met de ‘jonge norm’.
De verheerlijking van jongerencultuur
Door de groeiende welvaart in Nederland ontstond vanaf de jaren ’50 meer tijd en ruimte om ‘jong’ te zijn. Jongeren kregen niet alleen meer geld te besteden, maar ook meer tijd om dat geld uit te geven. Dit maakte het ontstaan van een jeugdcultuur mogelijk. Met bijvoorbeeld de Nozems als één van de eerste duidelijk herkenbare groepen ‘opstandige’ jongeren. Het steeds verder uitbouwen van de leerplichtwet droeg ook bij aan de zelfstandigheid van, en de zichtbare cultuurvorming onder jongeren[1]. Die wet stelde het volgen van onderwijs boven andere taken en gaf jongeren daarmee wettelijk een andere positie dan volwassenen. Met het ontstaan van jongerenculturen groeide de aandacht voor ‘jong zijn’ binnen de gehele samenleving. In eerste instantie waren reacties vooral kritisch. In dit televisiefragment uit 1949[2] is dit bijvoorbeeld prachtig te zien (vanaf 5:55). Hierin wordt de opstandigheid en losbandigheid van de jeugd gehekeld, terwijl we nu in de begeleidende beelden van deze wildebrassen enkel brave, net geklede jonge knapen en meisjes herkennen.
Op termijn veranderde deze kritische houding steeds meer in acceptatie: “Ach ze moeten toch ook jong kunnen zijn?” En uiteindelijk zelfs in een verheerlijking van jongerencultuur. In het straatbeeld herkennen we nu duidelijk dat volwassenen in mode en leefstijl steeds langer jong proberen te blijven. Jong zijn is tot de (uiterlijke) norm verheven en steeds meer merken spelen hier ook op in. Bekijk een willekeurige reclamespot van warenhuis Hudson’s Bay, de webshop About You of bijvoorbeeld de ING en je waant je in een verleidelijke wereld van jeugdige schoonheid, ambitie en innovatie.
Paul Claes (Vlaams auteur, classicus en literair vertaler) spreekt in dit kader van het ‘Jeunisme’. In een vlammend pleidooi tegen dit fenomeen[3] schetst Claes de ontwikkeling dat de verheerlijking van jongerencultuur pas echt op gang kwam toen jongeren als consument en doelgroep werden omarmd door de amusements- en reclame industrie. Zij maakten het cliché van de rebelse puber een verkoopargument en de kenmerken van de bijbehorende rebelse jeugdcultuur (drugs, seks en rock and roll) werden door hen gecommercialiseerd. De protestsongs ten tijde van de Vietnamoorlog waren niet voor niets ook kaskrakers. Rebellie was niet langer iets van de jeugd zelf. Het werd een product dat voor jong en oud in hapklare commerciële vorm wordt aangeboden. Hoewel opstandigheid en protest een fundamenteel onderdeel waren van jongerenstromingen in de jaren ’50 en ’60, zijn die onderliggende waarden nu vooral nog van symbolische waarde. Ze worden in hun huidige commerciële vorm omarmd door iedereen die zich jong wil voelen of zo wil overkomen. Zo is het tegenwoordig prima om als 50-jarige een spijkerbroek van een ‘jonge’ merk als G-star of Denham te dragen. En bij concerten van rebelse artiesten als Kendrick Lamar en Rihanna zingt een publiek van 16 tot 60 jaar gezamenlijk de teksten mee. “Dat houdt je lekker jong, toch?”
Toenadering: overbruggen van de leeftijdskloof
De popularisering van jongerencultuur heeft jong en oud dichter bij elkaar gebracht. Ouderen plaatsen zich met hun verheerlijking van wat ‘jong’ is, tenslotte dichter bij jongeren. Wat de leeftijdskloof aanvullend helpt te overbruggen, is het idee dat jongeren in de ogen van ouderen steeds sneller volwassen worden. ‘Kids Getting Older Younger’ heet dit fenomeen onder marketeers. Jongeren komen nu dankzij de constante (digitale) informatiestroom in contact met zaken waar voorgaande generaties pas later in hun volwassen leven mee in aanraking kwamen, op het gebied van seksualiteit en drugs, maar ook qua wereldproblematiek en technologie. Ze wekken daardoor de indruk minder naïef te zijn en te weten wat er in de wereld te koop is. Ze vormen een ogenschijnlijk zelfverzekerde generatie die al vanaf jonge leeftijd als volwaardig gesprekspartner wordt beschouwd. Jongeren worden daardoor sneller als gelijkwaardig en dus als volwassenen behandeld. De jubileumcampagne ‘Luister naar de toekomst’ van SIRE is hiervan een treffend voorbeeld. Met de slogan: ‘Ik ben 17 en ik heb je wat te zeggen’ weerspiegelde deze campagne als geen ander hoe serieus we de stem van onze jeugd nemen.
Dit heeft logischerwijs ook invloed op ouder-kind relaties. Binnen het gezin zien we de veranderende verhouding tussen jong en oud bijvoorbeeld terug rond de omarming van technologische ontwikkelingen. Jongeren lopen hierin vaak voor op hun ouders. Omdat ouders nauwelijks zicht hebben op de (digitale) belevenissen van hun pubers, begrijpen ze vaak nog maar weinig van hun leefwereld. Vaders vragen hun zoons hoe Netflix precies werkt en ongeduldige dochters vertellen hun moeders over het belang van een mooie foto op Instagram. Als basisschoolleerlingen hadden hun kinderen hen nodig, maar wat hebben ouders nog te bieden aan hun pubers die via internet toch alles al lijken te vinden, leren en regelen? Het gevolg is even opmerkelijk als ingrijpend: ouders die hun kinderen overschatten. Ze zijn zo onder de indruk van al die zogenaamde technokennis en het overweldigende gadgetgebruik dat ze ervan uitgaan dat daarachter in het hoofd van hun puber een volledig samenhangend wereldbeeld schuilgaat. Het tegendeel is waar. Net als zijzelf op die leeftijd, zijn hun kinderen nog volop in ontwikkeling en proberen in een voortdurende experimentele zoektocht grip te krijgen op de wereld om hen heen[4]. In die zoektocht gebruiken ze simpelweg andere middelen en informatie dan oudere generaties. Ondanks dat de ‘volwassenheid’ van jongeren een illusie is, zorgt dit er wel voor dat jongeren thuis en op school in toenemende mate als volwassenen behandeld worden. Daardoor verkleint de vroegere kloof tussen jong en oud nog meer.
Een bijzondere uiting van deze jonge norm zijn ouders die zich exact hetzelfde kleden als hun kinderen. Dr. Ayalla Ruvio van Michigan State University deed onderzoek naar moeders die zich kleden zoals hun dochters. Ze ontdekte dat moeders dit onder andere doen omdat ze vertrouwen op de fashion sense van hun dochters. Dit heet het Consumer Doppelgänger Effect. Moeders hebben zelf onvoldoende tijd om op de hoogte te blijven van de laatste mode en kijken daarom naar hun dochters ter inspiratie. Maar, dit Consumer Doppelgänger Effect is niet de enige reden voor ouders om zich als hun kinderen te kleden. Uit het onderzoek blijkt namelijk tevens dat dochters (zelfs wanneer ze het irritant vinden) het imitatiegedrag van hun moeder als een bevestiging van de goede onderlinge band ervaren. Dr. Ruvio is van mening dat dit onder mannen en zonen zelfs de hoofdreden is om zich vergelijkbaar te kleden. Bij hen gaat het minder om de imitatie van de stijl zelf, maar vooral om een gedragsvorm waarmee je wederzijdse aansluiting en waardering toont. Jongeren zijn dus niet enkel een stijlicoon voor hun ouders, het vergelijkbaar kleden is ook een illustratie van een meer gelijkwaardige ouder-kind relatie[5].
De zware stem van jongeren
Dat de kloof tussen jong en oud afneemt is op dagelijkse basis merkbaar. Deze afname heeft namelijk directe Invloed op opvoeding, onderwijs en werk. In de afgelopen decennia veranderden bevelshuishoudens bijvoorbeeld massaal in onderhandelingshuishoudens. Hoewel ouders vaak wel de eindbeslissing nemen, ontstaat binnen het gezin in toenemende mate ruimte voor discussie. Jongeren hebben een zware stem in de keuze van de komende vakantiebestemming, de nieuwe bank of welke film er wordt gekeken op zaterdagavond.
Onderzoek door InSites Consulting (2015)[6] toonde dat 52% van de jongeren in de EU de voedselkeuzes in het gezin beïnvloedt. Ook bepaalt 34% welke programma’s of films thuis worden bekeken. Deze technisch onderlegde generatie heeft ook een belangrijke invloed op de technologieën die door hun ouders worden toegepast (40%). En 38% van de tieners geeft aan dat ze de vakantiebestemming van het gezin beïnvloeden.
Ouders willen nu meer dan vroeger een gelijkwaardige relatie met hun kinderen. Gechargeerd kunnen we zelfs stellen dat een goede relatie tussen ouder en kind boven alles gaat. Gelijkwaardigheid binnen het gezin werd de norm. Met als gevolg dat kinderen ook in andere contexten een gelijkwaardige positie en stem verwachten. De opkomst van het onderhandelingshuishouden heeft zo geleid tot een opvallend mondige generatie. Een generatie die meer dan vroeger gewend is aan inspraak, niet alleen thuis, maar ook op school en op werk. Van leidinggevenden vinden jongeren het bijvoorbeeld het belangrijkst dat ze interesse tonen in hun persoonlijke (thuis) situatie én dat leidinggevenden medewerkers betrekken in besluiten.[7] Wanneer jongeren een voorkeur of mening hebben, verwachten ze dat die serieus genomen wordt.
Kijk naar jongeren, leer over iedereen
Als samenleving zien we jongeren steeds meer als een serieuze gesprekspartner: hun ideeën en opvattingen vinden zowel thuis als binnen organisaties een luisterend oor. In combinatie met onze verheerlijking van jongerencultuur, de collectieve obsessie met dat wat ons ‘jong’ houdt, maakt dit jongeren tot een maatstaf voor de rest van de samenleving. Dat klinkt misschien extreem, maar door de grote aandacht die jongeren en jongerencultuur krijgen, nemen jongeren een centrale positie in onze samenleving. Datgene waar zij zich mee bezighouden, raakt in onze samenleving ook direct en indirect aan alle andere leeftijdsgroepen. Menig hedendaagse maatschappijcriticus[8] kijkt niet voor niets aandachtig naar wat er gebeurt binnen jongerencultuur. Niet enkel vanwege het credo ‘de jeugd heeft de toekomst’, maar juist ook omdat jongeren het heden definiëren. Jongerencultuur reageert op wat er speelt in onze samenleving, maar heeft hier op haar beurt ook invloed op. En dat is precies wat jongeren als groep binnen onze samenleving zo fascinerend maakt. Dat is waarom organisaties zich in jonge doelgroepen moeten interesseren. Door je met jongeren te verbinden, verbind je je namelijk ook met alles en iedereen waar zij nu én in de toekomst invloed op hebben.
Bronnen:
[1] https://nl.wikipedia.org/wiki/Leerplicht#Geschiedenis
[2] Radio-lezing directeur St. Clubhuizen RVU (1949). Gezien in https://www.npo.nl/andere-tijden/22-01-2009/NPS_1121945
[3] Claes, P. (2014) Kinderen van Rousseau: Een Pamflet Tegen de Tijdgeest. De bezige bij.
[4] Nelis, H. & Sark, Y. (2014) Puberbrein Binnenstebuiten. Kosmos uitgevers. pp. 44-45
[5] https://www.fatherly.com/health-science/why-parents-dress-like-their-kids/
[6] Uit: Van den Bergh, J. & Pallini, K. (2017) Fragile – Is NextGen marketing more chemistry than science?
[7] Corporaal, S. (2014). Gezocht: duidelijkheid, structuur en ontwikkeling: aantrekkelijke banen en organisatie voor de nieuwe generatie baanzoekers.
[8] Zie bijvoorbeeld Dirk de Wachter, Paul Claes en Paul Verhaeghe.
Het bericht De jonge norm verscheen eerst op Youngworks.